DRAAGPLICHT VOOR GEMEENSCHAPSSCHULDEN

Geschreven door Sanne Kelder


Het gerechtshof Amsterdam heeft onlangs geoordeeld dat een man de volledige draagplicht voor gemeenschapsschulden heeft die tijdens zijn huwelijk zijn ontstaan. Er wordt op grond van de redelijkheid en billijkheid afgeweken van het beginsel dat ieder de helft van de schuld dient te voldoen. Een blik op de casus.

De man en vrouw zijn in 1980 in gemeenschap van goederen gehuwd. Op 21 juli 2020 is hun huwelijk ontbonden door echtscheiding. Tijdens het huwelijk zijn schulden ontstaan. Eén van die schulden betreft een schuld uit 2003, ontstaan doordat de man in hoedanigheid van advocaat/bewindvoerder een fout heeft gemaakt. De schuld bedraagt circa € 100.000.

Verzoek van de vrouw:

De vrouw verzoekt aan de rechtbank om te bepalen dat de man volledig draagplichtig is voor deze schuld. Partijen zijn het erover eens dat de schuld is ontstaan door een onrechtmatige daad van de man. De goederen van de gemeenschap zijn niet toereikend om alle schulden, waaronder deze schuld, te voldoen.

De vrouw is van mening dat de man deze schuld moet dragen, omdat hij deze heeft laten ontstaan. Hij heeft immers de kernwaarden van zijn beroep (ernstig) geschonden. Dit heeft reeds tot gevolg gehad dat de voormalige echtelijke woning moest worden geveild. Daarbij heeft hij haar niet op de hoogte gehouden van het verloop van de schuld en van de beslaglegging door de deurwaarder.

Schulden verdeling:

Indien sprake is van een gemeenschap van goederen zijn beide partijen in beginsel draagplichtig voor schulden van de gemeenschap.
De rechtbank had in deze zaak geoordeeld dat geen sprake is van een aan de man verknochte schuld. Een verknochte schuld is een schuld die als hoogstpersoonlijk wordt beschouwd. Een verknochte schuld valt niet in de gemeenschap van goederen. Een voorbeeld hiervan is een smartengelduitkering.

De rechtbank oordeelde:

De schuld houdt verband met de voormalige beroepsuitoefening van de man als advocaat/bewindvoerder. Deze is echter niet verknocht aan de man. De rechtbank oordeelde voorts op grond van de hoofdregel dat de schuld behoort tot de gemeenschap, en dat beide partijen in gelijke mate draagplichtig zijn ten aanzien van deze schuld. De redelijkheid en billijkheid deed daar niets aan af.

Het Hof oordeelde echter anders, namelijk dat:

”… enerzijds de aard van de schuld (uit onrechtmatige daad als gevolg van ernstige schendingen door de man van de kernwaarden van zijn beroep) zwaar weegt en anderzijds dat de man de vrouw niet op de hoogte heeft gehouden van (het bestaan van) de schuld. De vrouw is daardoor op geen enkel moment in staat geweest invloed uit te oefenen op de aflossing of beperking van de schuld. Onder de geschetste omstandigheden vloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede gezien de aard van de schuld, voort dat wordt afgeweken van de draagplicht bij helfte. Het voorgaande brengt mee dat het hof zal bepalen dat de man volledig draagplichtig is voor deze nog bestaande schuld…”

Draagplicht van gemeenschapsschulden

  • Het Hof bepaalt dat de man volledig draagplichtig is voor de, per datum van de scheiding, nog bestaande schuld.
  • Het Hof bepaalt dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor alle overige schulden per de peildatum 21 juni 2018.

Vindplaats: ECLI:NL:GHAMS:2020:3039