OMGANG MET UW KLEINKIND

Opa of oma worden is een bijzonder moment in het leven. Als opa of oma wilt u natuurlijk uw kleinkind zoveel mogelijk zien en verwennen. Maar wat kunt u doen als u geen omgang met uw kleinkind heeft omdat het contact met uw (schoon)zoon of (schoon)dochter slecht is?

Twee voorbeelden uit de praktijk.

Omgang met uw kleinkind

De wet bepaalt dat ieder kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tot hem /haar staat. Dit betekent dat ook grootouders een verzoek bij de rechtbank kunnen indienen om een omgangsregeling vast te stellen tussen hen en het kleinkind. Per situatie zal beoordeeld worden of sprake is van ‘family life’ ofwel een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tussen u en uw kleinkind. Deze beoordeling is een eerste stap die gezet moet worden, maar dat betekent nog niet dat er ook een omgangsregeling zal worden vastgesteld. Als er sprake is van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’, dan zal de rechter daarna een volgende beoordeling doen, namelijk de vraag beantwoorden of het vaststellen van een omgangsregeling in het belang van het kleinkind is.

Een nauwe persoonlijke betrekking

Een nauwe persoonlijke betrekking houdt in dat deze persoon belangrijk is in het leven van het kind. Het biologisch grootouderschap is op zichzelf daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden. De contacten van opa en oma met het kleinkind moeten intensiever zijn geweest dan de gebruikelijke, in het dagelijks verkeer plaatsvindende, familiecontacten tussen grootouders en het kleinkind.

Gebruikelijke familiecontacten

Onder de gebruikelijke familiecontacten wordt volgens het gerechtshof verstaan dat er regelmatig contact is met het kleinkind. Dat is niet hetzelfde als een situatie waarin de grootouder een substantieel deel van de verzorging van de kinderen voor haar rekening heeft genomen of dat er sprake was van een structurele oppasregeling. Hiermee zegt het gerechtshof dat, als opa of oma veel deden in de zorg voor het kleinkind of zij pasten regelmatig / structureel op, er sprake kan zijn van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ met het kleinkind[1].

Om deze uitleg over omgang met uw kleinkind te verduidelijken, zal ik twee praktijkvoorbeelden beschrijven.

[1] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 augustus 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2487

Voorbeeld 1

Sinds u grootouders bent van een prachtig kleinkind gaat u om de week op zondag koffiedrinken bij uw dochter. Dat doet u niet in de laatste plaats om te knuffelen met uw kleinkind. Op die dagen helpt u met de zorg voor uw kleinkind. Daarnaast past u regelmatig op uw kleinkind in de avonduren, zodat vader moeder kan ophalen van haar werk na een avonddienst. Vanaf het moment dat uw kleinkind 4 jaar is, komt hij in de schoolvakanties af en toe een nachtje bij u logeren. Ook neemt u uw kleinkind af en toe mee voor een dagje uit. Als uw kleinkind 10 jaar is krijgt u ruzie met zijn ouders en wordt het contact verbroken. U ziet uw kleinkind niet meer en mist hem. Kunt u een contactregeling met uw kleinkind laten vaststellen door de rechtbank?

Helaas kan in deze situatie niet gesproken worden van ‘een nauwe persoonlijke betrekking’ tussen de grootouders en het kleinkind. Deze grootouder heeft geen substantieel deel van de verzorging van het kleinkind voor zijn/haar rekening genomen en heeft geen substantieel deel van de verantwoordelijkheid voor het kleinkind gedragen. De grootouders hebben weliswaar opgepast op hun kleinkind in de avonduren, maar dat is volgens de rechtspraak niet voldoende voor het opbouwen van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’, omdat het kind dan slaapt. De uitstapjes die deze grootouders maakten met het kleinkind, de logeermomenten en het koffiedrinken op zondag worden gezien als gebruikelijke familiecontacten tussen grootouders en een kleinkind. Deze momenten illustreren niet meer of minder dan dat er contact was tussen de grootouders en het kleinkind. Deze momenten zijn onvoldoende om te spreken van ‘een nauwe persoonlijke betrekking’. Deze grootouders kunnen daarom geen aanspraak maken op een door de rechter vastgelegde omgangsregeling.

Voorbeeld 2

Na de geboorte van uw kleinkind biedt u aan om wekelijks op vrijdag op te passen op uw kleinkind. De ouders maken graag gebruik van dit aanbod. Zij werken op die dag en hoeven geen andere opvang te regelen. U past zo 5 jaar lang op uw kleinkind. Af en toe neemt u uw kleinkind ook mee naar huis, waar hij dan overnacht, zodat de ouders op vrijdagavond naar kantoorborrels kunnen. Naast deze vaste oppasdag, past u ook incidenteel op en gaat u regelmatig op bezoek bij het gezin. Na 5 jaar komt er een kink in de kabel en verbreken de ouders ieder contact met u. Hierdoor ziet u uw kleinkind niet meer. 

In deze situatie is sprake van ‘een nauwe persoonlijke betrekking’ tussen de grootouders en het kleinkind. Doordat opa en oma wekelijks op hun kleinkind hebben gepast, hebben zij een substantieel deel van de verzorging van hun kleinkind voor hun rekening genomen. Hierdoor is ‘family life’ ontstaan. Deze grootouders kunnen daarom de rechter vragen een omgangsregeling tussen hen en hun kleinkind vast te stellen.

De regeling voor omgang met uw kleinkind

Wanneer de rechter oordeelt dat sprake is van ‘een nauwe persoonlijke betrekking’ tussen de grootouders en het kind, zal de rechter daarna beoordelen of een omgangsregeling kan worden vastgesteld.

Het uitgangspunt voor de rechter is dat er omgang zal plaatsvinden, want ieder kind heeft recht op omgang met degene die in een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tot hem staat (artikel 1:377a BW). Voor de ontwikkeling van een kind is het wenselijk dat grootouders hun rol als grootouders kunnen vervullen. Het is daarvoor belangrijk dat het kind een onbelast contact kan hebben met de grootouders.

De rechtbank zal het recht op omgang enkel ontzeggen als er sprake is van:

  • Ernstig nadeel voor de ontwikkeling van het kleinkind;
  • De grootouders kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moeten worden geacht tot omgang;
  • Het kind van 12 jaren of ouder bij zijn verhoor ernstige bezwaren heeft tegen omgang met zijn grootouders
  • De omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

In strijd met zwaarwegende belangen?

Waar moet u aan denken als een rechter oordeelt dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind of ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van het kleinkind? Een voorbeeld is dat de verstandhouding tussen de ouders en de grootouders ernstig is verstoord. Zowel ouders als grootouders leveren veelvuldig kritiek op elkaars handelen. Als het gaat om jonge kinderen dan is een kind afhankelijk van zijn ouders voor het contact met anderen. De ouders moeten er dan voor zorgen dat de contacten met anderen veilig verlopen. Als de onderlinge verhoudingen verstoord zijn, dan is het voor een jong kind niet mogelijk om een onbelast contact aan te gaan. Dat is onveilig voor hem.

Op 6 juli 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitgesproken dat het verzoek om omgang wordt afgewezen vanwege de ernstige bezwaren die de minderjarige heeft tegen een omgangsregeling. De minderjarige (14 jaar oud) had een duidelijke, maar ook weloverwogen en duurzame wens, met betrekking tot de omgangsregeling. Het hof kent hier een zwaarwegende betekenis aan toe en twijfelt niet aan de authenticiteit van de wens van de minderjarige. De mening van de minderjarige past in het beeld dat het Gerechtshof heeft gevormd op basis van het dossier en de gang van zaken op de mondelinge behandeling.

Conclusie

Indien u uw kleinkinderen niet meer ziet, dan kunt u als grootouders de rechter vragen een omgangsregeling vast te stellen. De rechter zal dan eerst beoordelen of er sprake is van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tussen u en het kleinkind. Als deze ‘nauwe persoonlijke betrekking’ er is, dan is het wettelijke uitgangspunt dat uw kleinkind recht heeft op omgang met u. Op dit uitgangspunt rusten enkele uitzonderingen. Als daar sprake van is zal er geen omgangsregeling worden vastgesteld.

Door: Reinande Westendorp-Hertgers